Wildplukken – mijn eerste stappen

Stel, je hebt geen tuin of balkon met eetbare bloemen, geen zin om naar een pluktuin te gaan, maar je wilt wél graag experimenteren met eetbare bloemen en planten.

Eigenlijk is het heel makkelijk: een heleboel planten in het wild kan je gewoon eten.

Het afgelopen jaar hebben we met zijn allen vele duizenden kilometers afgewandeld om de dagelijkse sleur van het thuiszitten te onderbreken. Grote kans dat je tijdens deze wandelingen talloze planten voorbij bent gelopen waarvan je makkelijk iets lekkers had kunnen koken.

Dat klinkt best leuk, toch?

Ik vond van wel. Toch merkte ik een aarzeling bij mezelf om het ook daadwerkelijk te gaan doen.

Het idee

Ik had bedacht om een stukje te schrijven voor de nieuwsbrief over wildplukken: leuk onderwerp, best hip ook tegenwoordig, en ik heb er een paar mooie boeken over thuis.

Met al die informatie moet dat lukken, dacht ik. Het enige probleem: ik was er zelf eigenlijk helemaal niet mee bezig.

Dat is trouwens niet helemaal waar. Er was één uitzondering: raapzaad.

In het voorjaar maakt mijn vriend vaak pasta, risotto, omelet, of een simpel bijgerecht van nog niet bloeiende raapzaad, geplukt in de natuur.

Hij heeft het van een Italiaanse vriend geleerd, die razend enthousiast is dat er zo veel raapzaad langs de weg en in de bermen groeit in Nederland.

Oké, we deden het dus al wel een beetje, wildplukken.

Toch voelde het niet echt als vanzelfsprekend om een onkruid uit de tuin, of een plantje uit het veld als avondmaaltijd te bereiden.

Mijn vriend had er nog minder zin in dan ik. Nadat hij had gehoord hoe ik bíjna de giftige bolderik door onze eetbare polycultuur had gezaaid was hij op zijn hoede.

Ook hoorde hij me wel eens mompelen, lezend in een boek over eetbare planten: “Oh, huh? In dit seizoen dus maar beter niet eten…” nét nadat ik enthousiast had beweerd dat een bepaalde plant in de tuin prima eetbaar was.

Er was dus enige aarzeling.

Maar in het kader van experimenteren voor de nieuwsbrief besloot ik om het gewoon maar te doen, desnoods in mijn eentje.

De brandnetel

Ik begin simpel, dacht ik: de brandnetel herken ik gewoon. Schijnbaar is hij lekker en ook nog eens heel gezond.

Dus tijdens een van onze wandelingen, terwijl we in het gras zaten uit te rusten, heb ik mijn aarzeling overwonnen en een opgerold brandnetelblad in mijn mond gestopt.

Blijkbaar neutraliseert het speeksel de prik, hij prikt dus niet meer als je hem eenmaal in je mond hebt (dit klopt). De brandnetel smaakte best prima.

Ik heb wel een aantal dagen jeukende handen gehad. Ik heb de juiste plukmethode – van onder naar boven, met de haren mee – eigenlijk nog steeds niet onder de knie.

De volgende keer dat ik hem ging plukken heb ik maar dikke handschoenen aangedaan.

Toen het schoonmaken: ook een uitdaging. Het beste werkt voor mij om de brandnetels te blancheren – paar minuten in kokend water gooien en daarna koud afspoelen – daarna zijn ze niet meer zo venijnig. Ik heb oprecht mijn best gedaan om vóór het blancheren het leven van zo veel mogelijk meegekomen beestjes te redden en ze weer veilig in de buitenlucht te installeren.

Toen de brandnetels netjes uitgedoofd, gewassen en gesneden waren heb ik mijn vriend gevraagd om er een risotto van te maken. Dat deed hij volgens dit recept, en het werd een heerlijke maaltijd!

Een hele volle, stevige groente smaak, beetje zoals spinazie, maar met nog meer karakter.

Om verder te gaan in mijn wildpluk experiment heb ik er wat paardenbloemblaadjes overheen gestrooid. Overigens alleen over mijn eigen bord, voor mijn vriend was dit een stap te ver.

brandnetel risotto met paardenbloemen

Sinds ik hem beter heb leren kennen kijk ik met hele andere ogen naar de brandnetel.

Eigenlijk wilde ik een speciale ode schrijven aan deze ogenschijnlijk irritante, stekende plant. Daar ben ik niet aan toegekomen, maar…

Wist je dat vlinders zoals de dagpauwoog, kleine vos, gehakkelde aurelia en de atalanta zonder de brandnetel niet zouden kunnen overleven?

Ze hebben alleen de brandnetel als waardplant: hierop leggen ze hun eitjes, verpoppen ze en eten ze als rups de bladeren van.

Ongeveer 30 insecten zijn afhankelijk van de brandnetel, en meer dan 100 eten ervan.

En ook: brandnetels verbeteren de bodem waar ze groeien.

Ze activeren het omzettingsproces in je composthoop.

En als ze in de buurt van aromatische en medicinale kruiden staan, neemt het gehalte aan etherische oliën van deze kruiden toe!

Ze kunnen ook gebruikt worden als gier (een soort soep van rottende brandnetel) waarmee je je plantjes kan versterken en beschermen.

En, ze zijn ook nog eens ontzettend gezond en voedingsrijk voor de mens: bomvol mineralen, vitamines, eiwit en chlorofyl. Een soort superfood dus.

De brandnetel. Ik laat hem inmiddels in hoekjes van de tuin staan en kijk er met een vertederde blik naar. En als ie me toch stoort, dan maak ik er wel thee van.

Dovenetel, madelief

Naast de brandnetel ben ik ook grote fan van de dovenetel geworden, zijn niet prikkende zusje.

Hij is makkelijk te herkennen en groeit overal.

Van zijn bloemetjes kan je thee zetten, heerlijk. Veel leuker en mooier ook dan een theezakje.

Ik heb nu altijd een paar stelen dovenetel in een vaas in mijn keuken: ik pluk er doorlopend bloemen van en gebruik die voor thee.

Ook heb ik madeliefjes over de venkel-sinaasappel sla gestrooid.

Het zag er prachtig uit, voegde verder niet zo veel toe qua smaak, maar was geen probleem om te eten.

Je kan de bloemknoppen van madeliefjes ook inleggen als kappertjes, las ik. Iets voor de toekomst.

Ik ga gewoon stapje voor stapje, voorzichtig vooruit.

Eetbaar landschap

Ik merk dat ik het landschap om me heen inmiddels als een soort voedseltuin begin te zien.

Niet dat het meteen vanzelfsprekend is om het ook op te eten, maar ik weet wel dat het kan. En ik begin te wennen aan het idee om het te doen.

Mijn voornaamste tip is dus: gewoon doen! En ook: begin simpel.

Het is ook handig als je wat informatie leest voordat je van alles en nog wat uit de natuur gaat opeten. Niet alles is eetbaar, en sommige planten kun je verwarren met een giftige plant die erop lijkt.

De bladeren van de eetbare smeerwortel lijken bijvoorbeeld op die van vingerhoedskruid, die ook wel de “gifbeker van de feeën” wordt genoemd. Dat zegt genoeg, denk ik.

Dus: lees het eerst goed na op internet, en koop een boek wat je helpt met herkennen. (Of pluk gewoon een paardenbloem of madeliefje, dan kan het niet echt mis gaan.)

Voorbereiding

Eetbare wilde planten is een erg mooi boek waarin 200 soorten wilde planten beschreven staan, georganiseerd op basis van de vorm van hun blad. Zo kan je de wilde planten makkelijk terug vinden in het boek.

In een apart hoofdstuk staan ook beschrijvingen van de giftige planten waarmee je de eetbare zou kunnen verwarren.

Eten en drinken met wilde planten van Laurette van Slobbe is ook een handig boekje met veel recepten, per maand gesorteerd.

Als mijn ervaringen met de brand- en dovenetel, madelief en paardenbloem voor jou te makkelijk lijken, dan kan je bijvoorbeeld haar ‘geperste salade‘ uitproberen, gemaakt van:

geperste salade
ingrediënten geperste salade
  • melganzenvoet
  • jonge stokroosbladeren
  • bloemknoppen van gewone berenklauw
  • blad van zevenblad
  • witte doveneteltopjes
  • hondsdraf
  • hele jonge blaadjes van pas opgekomen akkerkool
  • weegbree
  • mierikswortelblad en
  • broedknolletjes van kraailook

Succes!

En als je wat meer steun in de rug nodig hebt om te starten kan je natuurlijk ook beginnen met een wildpluk workshop.

Een aantal adresjes staan al op de Biotuinwijzer, zoals die van Florae van Laurette in Gelderland, Miss Wildpluk in Utrecht en Mevrouw Onkruid in Noord Holland (leuke namen hè?).

In dit artikel vind je nog veel meer adresjes, allemaal op regio gesorteerd.

Ze staan bovenaan het lijstje van Maarten om toe te voegen aan de Biotuinwijzer.

dovenetel
de dovenetel in mijn keuken

tekening dovenetel door Alexandra Maignan

1 gedachte over “Wildplukken – mijn eerste stappen”

Plaats een reactie