De bodem als basis. Deel 3: Zorg voor de bodem

Na deel één (en nog te schrijven deel twee 😇) van De bodem als basis volgt hier het laatste stuk van onze reeks over de bodem.

In deel drie lees je hoe je de grond in je eigen tuin leert kennen en krijg je praktische tips om de bodem te verbeteren.

Allereerst leggen we uit hoe je op een simpele manier kan achterhalen op wat voor grond je tuiniert, en welke signalen je helpen te begrijpen hoe gezond de bodem in je tuin is.

Daarna vertellen we wat je in ieder geval niet moet doen als de grond en al het leven erin je lief is.

Tot slot geven we je tien praktische tips voor bodemverbetering mee.

En als bonus: tot eind mei kan je nog gebruik maken van onze kortingsactie met Bio-Kultura: 10% korting op kwalitatief erg goede potgrond, tuinaarde en mestcompost! Wees er dus snel bij! 🙂

Ken je bodem

Weten op wat voor grond je tuiniert is een belangrijke eerste stap wanneer je een tuin aanlegt of wanneer je nieuwe planten voor je tuin koopt.

In Nederland varieert de grond tussen zand, klei, leem, of veen, of een mengeling van de eerste drie, bijvoorbeeld zandig leem of lemige klei.

Een korte uitleg helpt je om te begrijpen wat deze verschillende soorten betekenen.

Samenstelling van de bodem

De bodem is voor de helft samengesteld uit verschillende soorten mineralen (45%) en organisch materiaal (5%). De andere helft is lucht (25%) en water (25%).

Met organisch materiaal bedoelen we plantenwortels, het bodemleven – bijvoorbeeld bacteriën, schimmels, regenwormen (zie deel één & twee van De Bodem als basis) – en afgestorven planten- en dierenresten, ook wel humus genaamd.

Minerale bestanddelen kunnen zand, silt of kleideeltjes zijn. De grootte van de korrels van deze mineralen bepaalt de grondsoort.

Als de deeltjes vrij groot en grof zijn (tussen 0,05 en 2 mm) hebben we het over zandgrond. Wanneer de deeltjes klein zijn (minder dan 0,002 mm) hebben we het over klei. Leemgrond zit tussen deze twee uitersten in en bestaat uit een mengsel van kleine en grote deeltjes.

Tenslotte bestaat er nog veengrond. Veen is net wat anders dan de eerder genoemde grondsoorten omdat het nauwelijks uit minerale bestanddelen bestaat.

Veen is ontstaan in moerassen waar afgestorven planten, onder water en van de lucht afgesloten, maar gedeeltelijk zijn verteerd.

De kneedproef

Het is verstandig om te weten op wat voor grond je tuiniert. De kneedproef is een hele simpele manier om hierachter te komen.

Deze doe je als volgt:

Een kleine eetbare tuin met vaste planten, Madelon Oostwoud – KNNV Uitgeverij

Haal op ongeveer 10-30 cm diepte een handvol aarde uit je tuin en maak dit vochtig, maar niet te nat.

Begin de kneedproef zoals op de tekening hiernaast aangegeven, met stap 1.

Afhankelijk van hoe ver je komt met de stappen zul je zien wat voor grond je in je tuin hebt: zand, leem, klei, of iets ertussenin.

Als de grond zich laat vormen tot een…

  1. bergje ⇨ dan tuinier je op zandgrond.
  2. een bergje waar je wat model in kunt brengen ⇨ je tuiniert dan op lemig zand.
  3. een rolletje (10 cm lang en 2 cm dik) waar snel scheuren in komen ⇨ je hebt zandig leem in je tuin.
  4. een rolletje waar géén scheuren in komen ⇨ je tuin bestaat uit leem.
  5. een rolletje, bij buigen ontstaan er scheuren in ⇨ je tuiniert op kleiig leem.
  6. een rolletje, bij buigen ontstaan er géén scheuren in ⇨ je tuin bestaat uit lemige klei.
  7. een cirkel, makkelijk tot een donut te vormen ⇨ je hebt kleigrond in je tuin.

Wanneer de bovengenoemde stappen helemaal niet lukken omdat de grond uit elkaar valt, korrelig en sponsachtig is, zoals op de onderste tekening, dan heb je veengrond in je tuin.

Jampottest

Een andere simpele manier om te weten te komen wat voor grond je in je tuin hebt is de jampottest.

Haal een schepje aarde uit je tuin, weer op ongeveer 10-30 cm diepte.

Meng dit in een pot met anderhalf kopje water en eventueel een theelepeltje waterontharder of afwasmiddel.

Schud goed door elkaar heen zodat alle deeltjes loskomen en gaan zweven, en laat het een dagje rusten.

Je zult zien dat na een paar minuten de zanddeeltjes bezinken. Na een paar uur settelen de silt deeltjes zich, bovenop het laagje zand. De kleinste kleideeltjes zullen wel een volle dag of meer blijven zweven. Organisch materiaal zal naar boven drijven en daar nog langer blijven.

Meet de dikte van de laagjes op met een centimeter en reken uit hoeveel procent alle laagjes van het totaal zijn.

Proef uit onze tuin: 60% zand, 35% silt, 5% klei = zandige leem grond. (Het organisch materiaal is niet goed te zien, omdat het door het schudden met zeepsop tegen de zijkant van de pot is geplakt.)

Als de lagen in de pot ongeveer dezelfde hoogte hebben betekent dit dat je leemgrond in je tuin hebt.

Is de zandlaag groter dan de andere lagen, dan heb je zandig leem.

En is de kleilaag het grootst, met silt en zand in gelijke delen, dan is er sprake van kleiig leem.

Je kan deze test herhalen met aarde uit verschillende plekken van je tuin: een bloembed, je moestuin, of onder het gazon bijvoorbeeld.

Het kan namelijk dat de grond op verschillende plekken in je tuin net iets anders van samenstelling is.

Een “ideale” tuinbodem bevat 30-50% zand, 30-50% silt en 20-30% klei, met 5 tot 10% organische stof.

Maar de meesten van ons zullen niet op ideale grond tuinieren. En dat is niet erg.

Zolang je maar weet met wat voor grond je te maken hebt en hoe je die eventueel kan verbeteren (lees verderop!).

Eigenschappen van verschillende soorten bodems

Goed, je weet nu welke grond je in je tuin hebt.

Maar wat betekent dit?

Hieronder lees je de verschillende voor- en nadelen van alle soorten, en alvast één tip over wat je kan doen om de bodem te verbeteren.

Zandbodem

Een zandgrond is licht van structuur en voelt korrelig aan. Zand is meestal licht van kleur, maar tuinzand kan ook een donkere kleur hebben.

Voordelen

  • Zand warmt in het voorjaar snel op (je kan vroeg beginnen met zaaien).
  • Zand is makkelijk te bewerken.
  • Zand laat water goed door.
  • Zand wordt niet snel compact.

Nadelen

  • Zand is arm (weinig voedzaam).
  • Zand houdt voedingsstoffen slecht vast.
  • Zand houdt water slecht vast.
  • Zand neigt naar verzuring.

Verbetertip! Door compost toe te voegen of mulch te gebruiken zal zandgrond beter vocht vasthouden en voedzamer worden. Verderop bij de tips vind je hier meer informatie over.

Leembodem

Een leembodem zit tussen zand en klei in, en heeft de optimale eigenschappen van beiden. Het heeft een kruimelige structuur en voelt zacht en glad aan, zonder kluiten.

Voordelen

  • Leem heeft een goede structuur.
  • Leem draineert goed in natte periodes.
  • Leem houdt water goed vast.
  • Leem houdt voedingsstoffen goed vast.

Nadelen

  • Leem heeft geen nadelen.

Als je op leemgrond tuiniert kan je in je handen knijpen: deze bodem heeft de beste eigenschappen! Geen specifieke verbetertips nodig. 🙂

Kleibodem

Plakt de grond bij nat weer aan je schoenen, maar is het in droge periodes keihard? Dan heb je waarschijnlijk kleigrond. Een kleibodem is zwaar en compact.

Voordelen

  • Klei is voedzaam (vruchtbaar).
  • Klei houdt water goed vast.
  • Klei houdt voedingsstoffen goed vast.
  • Klei is minder gevoelig voor verzuring.

Nadelen

  • Klei warmt in het voorjaar langzaam op (je kan later zaaien).
  • Klei is moeilijk bewerkbaar.
  • Klei laat water slecht door.
  • Klei is gevoelig voor dichtslaan (wateroverlast).

Een kleigrond met weinig organisch materiaal is ondoordringbaar en wortels groeien er maar moeizaam in. Bodembewerking is daardoor ook behoorlijk zwaar.

Verbetertip! Door compost toe te voegen of bladafval te laten liggen verhoog je het humusgehalte in de grond en wordt kleigrond lichter en zal hij beter draineren.

Veengrond

Veengrond heeft meestal een donkere, roodbruine tot zwarte kleur en een sponsachtige structuur.

Veen is een natte, vaak zuurstofarme grondsoort, die bestaat uit compact organisch materiaal. De plantenresten in veen zijn vaak nog niet helemaal vergaan en goed te herkennen.

Voordelen

  • Veen houdt water goed vast.
  • Veen kan voedzaam zijn.

Nadelen

  • Veen is vaak te nat.
  • Maar als veen eenmaal uitdroogt, neemt het slecht water op.
  • Veen warmt in het voorjaar langzaam op (later zaaien).
  • Veen is zuur.

Gedroogd veen (turf) werd vroeger gebruikt als brandstof. Tegenwoordig wordt veen veel toegepast in de tuinbouw, in potgrond bijvoorbeeld.

Dit is zeer problematisch voor het milieu.

Je leest hier meer over onderaan dit stuk, bij het deel over potgrond.

Verbetertip! Je raadt het vast al. 🙂 Het toevoegen van compost doet bij veengrond ook wonderen.

Zoals Marc Siepman het zo mooi zegt:

PH waarde

Naast het kennen van het type grond waar je op tuiniert kan het nuttig zijn om te weten welke zuurtegraad de bodem heeft.

De zuurtegraad (PH waarde) gaat erover of je zure (PH < 7) of basisch/alkalische (PH > 7) grond hebt en vertelt hiermee welke planten goed zullen groeien in je tuin.

Je kan een PH meter kopen om het te meten. Veen en zandgrond zijn meestal zuur, terwijl klei meestal basisch is.

Belangrijk is vooral dat je niet je grond aan je plantenkeuze aanpast, maar andersom: plant de planten die blij worden van de zuurtegraad in jouw tuin.

Echt zuurminnende planten – bosbessen, veenbessen, lijsterbessen en vossenbessen bijvoorbeeld – kan je beter alleen verbouwen als je op zure grond tuiniert, zoals op veengrond.

Gebruik je zintuigen

Naast het leren kennen van deze eigenschappen van de grond, kan je de grond in je tuin ook op verschillende manieren onderzoeken om erachter te komen of die gezond is.

Je kan de grond ruiken.

Een bosachtige geur is bijvoorbeeld goed. De typische bosgeur komt namelijk door de aanwezigheid van schimmels, en die zijn onmisbaar in een gezonde bodem.

Kijk ook welke kleur de bodem heeft. Humus in de grond heeft een mooie koffieachtige kleur en humus is geweldig voor planten.

Voel met je vingers hoe de structuur van je bodem is. Is het een beetje kruimelig, of is het een vast plakkaat?

In goede bodem zit lucht.

Een kruimelige structuur is daarom ideaal. Zo kunnen plantenwortels makkelijk groeien en kan overtollig water gemakkelijk wegspoelen.

Onderzoek ook hoe vochtig of droog je grond is. Wanneer na een natte periode de grond nog steeds droog aanvoelt klopt er iets niet met de waterhuishouding.

Als water helemaal niet wegloopt is dat ook geen goed teken. De bodem is dan dichtgeslagen en laat weinig water of lucht door.

Op zoek naar bodemdiertjes

Wil je nog meer weten over de kwaliteit van je bodem?

Ga dan op onderzoek uit, en kijk hoeveel leven er in de grond aanwezig is.

Een deel van het bodemvoedselweb kan je met het blote oog zien: regenwormen, slakken, pissebedden, mijten, spinnen, kevers, duizend- en miljoenpoten, mieren, mollen (althans, de molshopen dan… 😉).

Met een vergrootglas zie je nog meer!

Deze zoekkaart van bodemdierendagen.nl helpt je om de beestjes te determineren.

Kom je wormen tegen? Dat is een goed teken! Je kan ervan uitgaan dat een gezonde bodem vol zit met wormen.

Van molshopen wordt je misschien minder blij, maar eigenlijk is dat ook een goed teken: het betekent de aanwezigheid van voedsel voor mollen in de grond, wormen bijvoorbeeld.

Een levendig bodemvoedselweb in je tuin dus.

Zie je weinig? Treur niet. Veel bodemleven kunnen we met het blote oog niet zien. Als je niks ziet bewegen, zegt dat niet meteen dat de bodem niet op orde is.

Naar de praktijk!

Na al dit onderzoek heb je hopelijk een beetje een idee over hoe de gezondheid van de bodem in je tuin ervoor staat.

Vind je dat er ruimte is voor verbetering?

Verderop geven we je een paar simpele tips om de kwaliteit van je bodem te verbeteren.

NO GO’s

Maar eerst nog een paar dingen die je in ieder geval niet moet doen wanneer de bodem je lief is.

We leggen je ook uit waarom, zodat als je nog twijfels had, deze hopelijk hierna verdwenen zijn.

Bestrijdingsmiddelen

Het feit dat je een artikel op de Biotuinwijzer leest wijst erop dat het volgende waarschijnlijk al vanzelfsprekend voor je is: gebruik geen bestrijdingsmiddelen in je tuin.

Spuit dus niet tegen plagen, ook niet met middelen die in de biologische teelt goedgekeurd zijn.

Biologisch in dit geval betekent alleen maar dat de chemische stoffen (na een hele lange tijd) zullen afbreken, maar niet dat ze niet schadelijk zijn voor de natuur.

Chemische én biologische bestrijdingsmiddelen zijn meestal helemaal niet selectief: tegelijk met de ‘plaagdieren’ doden ze ook de bijen en alle andere insecten in je tuin.

En vaak ook nog de regenwormen, vissen of vogels die de insecten opeten.

Herbiciden, insecticiden, fungiciden, nematiciden, het komt allemaal op hetzelfde neer: gif.

En gif doodt het leven, en verstoort de balans in het ecosysteem.

Wil je plaagdieren in plaats van met bestrijdingsmiddelen op een natuurlijke wijze bestrijden? Je kan je ook eerst afvragen of dat wel nuttig en nodig is.

Het lijkt soms of kleine diertjes ons mensen zó erg irriteren dat we er echt alles voor over hebben om ze uit onze buurt te verdrijven.

Op internet en in tuinboeken zal je makkelijk tientallen manieren vinden om slakken te verdelgen, en mierenlokdoosjes schijnen een van de best verkochte producten te zijn van tuincentra.

Ik snap het goed, de schade die sommige dieren aan je mooi bedachte (moes)tuinplannen brengen is frustrerend.

In dit stuk lees je hoe teleurgesteld ik was toen ik vorig jaar moest toekijken hoe een gigantisch aantal naaktslakken een groot deel van mijn groentetuin opvraten.

En te zien aan de hoopjes aarde verspreid door mijn gazon en bloembedden heb ik dit jaar te maken met een paar enthousiaste mollen onder mijn tuin.

Maar, wanneer we een in onze ogen schadelijk dier gaan bestrijden verstoren we de samenhang tussen al het leven en verzwakken we het van elkaar afhankelijke systeem in de natuur.

Plaagdieren zijn meestal niet het probleem, ze zijn een symptoom van dieperliggende problemen in de tuin.

Bijvoorbeeld van een uitgeputte bodem, eenzijdige teelt, of een verzwakt bodemvoedselweb.

De kunst is om het ecosysteem in de tuin zo te ondersteunen dat het zichzelf in evenwicht houdt en de plagen zelf onder controle kan houden.

Door middel van ruimte te creëren in je tuin waar natuurlijke vijanden zich prettig voelen bijvoorbeeld.

In een tuin met een grote biodiversiteit zullen dieren zich met elkaar voeden en breidt het leven zich zo uit, in plaats van dat het uitgeroeid moet worden.

Kunstmest

Iets anders wat je beslist niet moet doen als je een rijke en gezonde bodem wilt is het gebruiken van kunstmest in je (moes)tuin.

Van mest worden sowieso maar paar soorten in de tuin blij. Gebruik dus vooral niet te veel, en wanneer je het wel gebruikt, dan alleen organische mest, afkomstig van dieren.

Kunstmest heeft namelijk desastreuze gevolgen voor al het leven in je tuin. Dit geldt niet alleen voor je (moes)tuinbedden, maar ook voor je gazon.

Op het eerste gezicht lijkt kunstmest spectaculaire resultaten op te leveren: grote, sterke planten met een rijke oogst, stevig, groen gras.

Dit succes is echter van korte duur, en de prijs die we op lange termijn betalen is groot.

Kunstmest voedt namelijk alleen de planten, maar niet de bodem. Die gaat er juist steeds een stukje van op achteruit.

En uiteindelijk heb je een gezonde bodem nodig om gezonde planten te krijgen.

Een bodem zonder mineralen of bodemvoedselweb

Bij het gebruik van kunstmest voeg je drie voedingsstoffen toe aan de bodem: stikstof, fosfor en kalium.

Een gezonde bodem bevat wel 50-60 soort mineralen, 95% hiervan wordt tijdens het gebruik van kunstmest nooit aangevuld.

Bij langdurig gebruik van kunstmest blijven er steeds minder voedzame mineralen achter in de bodem.

Het resultaat is wereldwijde demineralisatie van de grond: één van de grootste problemen op aarde op dit moment.

Daarnaast zijn de meststoffen in kunstmest gebonden in zout, ze komen pas vrij wanneer ze zijn opgelost in water.

De Romeinen strooiden al zout over de akkers van hun vijanden om ervoor te zorgen dat de grond geen gezonde planten meer zou voortbrengen. Moderne boeren en tuinders doen in feite iets vergelijkbaars wanneer ze kunstmest gebruiken.

De door kunstmest ontstane zoute omstandigheden in de bodem zijn nadelig voor het bodemvoedselweb: bacteriën, schimmels, protozoa, nematoden en regenwormen verdwijnen.

Om de aanwezigheid van het zout in kunstmest te compenseren zullen planten extra water opzuigen. Daardoor worden ze groter, maar in realiteit betekent dit dat ze overzadigd zijn en opgeblazen: zwakke planten dus.

In normale omstandigheden gaan planten nuttige relaties aan met de bewoners van het bodemvoedselweb. Ze geven bacteriën en schimmels koolstof in ruil voor allerlei voedingsstoffen en een betere toegang tot water.

Op deze manier wordt een scala aan waardevolle voedingsstoffen geleidelijk, in kleine hoeveelheden vrijgegeven voor de plant.

Wanneer de plant op een kunstmatige manier stikstof krijgt, maar ondertussen weinig andere voedingsstoffen opneemt en de schimmels geen koolstof meer geeft, gaan de schimmels parasiteren op de plant.

Nuttige bacteriën verliezen hun rol om stikstof vrij te maken en sterven uit.

Protozoa en nematoden, essentieel voor het vrijmaken van waardevolle voedingsstoffen gebonden in bacteriën en schimmels, volgen.

Omdat kunstmest het bodemvoedselweb vernietigt verzwakken je planten en zal je steeds meer kunstmest nodig hebben om hetzelfde spectaculaire effect te bereiken.

Zo kom je in een vicieuze cirkel terecht.

Plagen zullen sneller hun kop op steken, en je verzwakte planten eruit halen, waardoor je misschien toch geneigd zal zijn om naar een bestrijdingsmiddel te grijpen, want “een beetje ecologisch middel kan vast geen kwaad”.

Planten die alleen kunstmest krijgen worden uiteindelijk altijd ziek.

Kunstmest is daardoor de directe oorzaak van het gebruik van de meeste bestrijdingsmiddelen.

Het resultaat is nog meer vernietigd leven, en een ecosysteem totaal uit balans.

Een waarschuwing van de uitvinder

De uitvinder van kunstmest, de Duitser Justus von Liebig had het halverwege de 19de eeuw zelf ook al door.

Hij probeerde nog voor zijn eigen uitvinding te waarschuwen:

Als we zo doorgaan,” schreef hij over kunstmestgebruik, “kunnen onze kinderen en kleinkinderen geen voedsel meer verbouwen.

Door massale toevoeging van kunstmest kan er op korte termijn wel meer gewas van een veld worden gehaald, maar uiteindelijk wordt het bodemleven buitenspel gezet.

De grond zal zodanig verarmen dat er binnen enkele eeuwen hongersnoden dreigen.

Liebig nam afstand van zijn werk uit zijn jonge jaren en probeerde het tij te keren. Hij schreef een pleidooi voor een duurzame manier van produceren door middel van kringlooplandbouw.

Tevergeefs, economische korte termijn belangen wogen zwaarder.

Kunstmest werd breed ingezet, met alle gevolgen vandien: een teveel aan stikstof en uitgeputte, verwoeste bodems over de hele wereld heen.

Duidelijk, hoor ik je denken: geen kunstmest in de tuin dus.

Dat dacht ik ook.

Maar, als onervaren tuinier is het niet altijd even makkelijk om de juiste keuzes te maken, en producenten spelen in op naïeve consumenten met de beste bedoelingen.

Je zal op een pakje mest in een tuincentrum de woorden ‘kunstmest’ niet snel terug vinden.

Zo kwam ik er pas onlangs achter dat een doosje rozenmest in mijn schuur gewoonweg kunstmest was.

Een waarschuwing van de auteur

“Ah! Rozenmest, dat heb ik nodig, rozen kunnen wel wat extra verzorging gebruiken. Dit jaar geen tijd gehad om de biologische rozenmest van De Bierkreek te bestellen, dan meer even zo.” dacht ik bij mezelf twee jaar geleden.

Het drong pas tijdens het schrijven van dit stuk tot me door dat ik kunstmest had gekocht.

Ik besloot om niet alleen theoretisch, maar ook praktisch op onderzoek uit te gaan. Ik wilde uitzoeken hoe je zeker kan weten dat je goede mest koopt, mocht je dat in een tuincentrum willen doen.

Bij navraag in ons lokale tuincentrum verzekerde een vriendelijke verkoper mij dat er amper nog kunstmest in tuincentra werd verkocht, daar had niemand meer interesse in.

Hij wees naar de schappen met ecologische merken, en prees met name een Belgisch merk, want dat was net zo ecologisch, maar goedkoper dan de Nederlandse.

Ik besloot dus maar weer een doosje rozenmest te kopen, van het Belgische merk.

‘Organisch-mineraal’ stond er op, dat vond ik goed klinken.

Pas toen ik thuis de tijd nam om nog eens te googelen las ik dat ‘organisch-mineraal’ betekent dat organische mest met kunstmest wordt gemengd.

Ongeveer net zo schadelijk als een pak gewone kunstmest dus.

Ik ben een beginner, en ik hoop dat jij als lezer mijn fouten niet maakt.

Toch schrok ik ervan dat zelfs met mijn beste intenties en oprechte nieuwsgierigheid het nog zo moeilijk blijkt om een product te kopen dat geen schade toebrengt aan de aarde.

Ik ga dus maar weer een bestelling doen bij de Bierkreek.

Dan weet ik tenminste echt zeker dat mijn rozen de allerbeste zorg krijgen. 😊

Spitten

Na deze uitwijding over mijn avonturen met kunstmest, door naar nog een paar niet-zo-handige dingen om te doen wanneer het bodemvoedselweb je lief is.

Spitten bijvoorbeeld.

Over spitten kan je veel lezen en de meningen zijn verdeeld. Veel mensen zijn – al generaties lang – gewend om hun moestuin elk voorjaar weer opnieuw om te spitten.

Één van de redenen die hiervoor wordt genoemd is dat je hiermee de bodem luchtig maakt en de bodemstructuur verbeterd.

Maar zo simpel is het niet.

Er zijn eenvoudige manieren waarmee je de structuur van de bodem kan verbeteren (luchtig kan maken), waarbij je de nadelige effecten van spitten niet hebt.

Hieronder een lijst met 10 goede redenen om niet te spitten in de tuin, gebaseerd op de principes van permacultuur.

  • Spitten verstoort het bodemleven, het vernietigt nuttige bodemschimmels en andere belangrijke micro-organismen in de bodem.
  • Bij spitten komt er CO2 uit de grond vrij.
  • Wanneer je niet spit hoef je minder water te geven.
  • Als je niet spit voedt je de bodem op een natuurlijke manier.
  • Je krijgt zonder spitten een betere grondstructuur.
  • Spitten vermeerderd wortelonkruid.
  • Spitten doet onkruidzaad ontkiemen.
  • Als je niet spit bespaar je tijd.
  • Spitten is zwaar voor je rug.
  • Door niet te spitten heb je een voorsprong in het voorjaar voor het ontkiemen van de zaadjes die je hebt gezaaid.

Vera geeft in haar boek Tuin Smakelijk! een uitleg:

Tuin Smakelijk! van Vera Greutink – Uitgeverij Jan van Arkel

In plaats van spitten adviseren we je om mulchen toe te passen: tip nummer drie uit onze lijst met praktische tips!

Daarnaast is het handig om in een moestuin met met vaste bedden en paden te werken: zo blijft de bodem waar je groenten op verbouwt luchtig, omdat je er niet op loopt.

Bladblazers

Ook niet doen: in de herfst bladblazers of –zuigers gebruiken voor het verwijderen van afgevallen blad.

Deze gereedschappen genereren een luchtstroom tot wel 200 km/h die dodelijk kan zijn voor veel kleine op de bodem levende dieren zoals insecten, spinnen, vlinderlarven, pissebedden of duizendpoten.

En ze maken ook nog eens herrie.

Lekker harken dus, die bladeren! Of: laten liggen (tip drie, én tien).

10 tips voor de tuinier

Hier dan eindelijk de tips over wat je wél kan doen om een gezonde bodem en een rijk bodemleven in je tuin te krijgen.

Tip 1. Tegel eruit, plant erin!

Zorg dat een zo groot mogelijk stuk van je tuin onbetegeld is. Dat is goed voor bodemdieren, voor planten én voor de afvoer van regenwater.

Maximaal de helft (of beter nog: een derde) van je tuin betegelen is een goede richtlijn.

Als dat teveel lijkt, begin simpel: haal één tegel uit je tuin. En daarna nog één. Zo kan je tegel voor tegel verder.

Je zult zien, groen in de tuin werkt verslavend.

Het brengt verkoeling in de zomer, een groot verscheidenheid aan leven, en heel veel plezier met zich mee! 🙂

Tip: van de tegels uit je tuin kan je een stapelmuurtje bouwen. Een stapelmuurtje biedt plekken voor insecten om te nestelen.

Laat wat ruimte over tussen een aantal tegels en plant daar planten tussen. Dan hebben de insecten meteen voeding voor de deur!

Tip 2. Bedek de grond met planten

Tegels eruit betekent niet dat je de grond leeg moeten laten. Zorg ervoor dat de grond in je tuin het hele jaar door zoveel mogelijk bedekt is met planten.

Kies bodembedekkers die bij je grondsoort passen, het liefst inheemse soorten, die van nature in de omgeving groeien.

Overigens kunnen kleine stukjes lege grond, op zonnige plekken, geen kwaad: hier kunnen wespen hun nesten in bouwen.

Tip 3. Mulch!

Op plekken waar de grond niet helemaal bedekt is met planten, zoals in een moestuin, kan je mulchen toepassen. Mulchen betekent de grond bedekken met organisch materiaal.

Het materiaal wat je toevoegt zal door de organismen in het bodemvoedselweb langzaam afgebroken worden, en voedt daarmee de bodem.

De bedekking beschermt ook de grond tegen uitdrogen en houdt water beter vast.

Je kan mulchen met verschillende soorten materiaal. In de herfst is een hele goede oplossing het laten liggen of aanbrengen van afgevallen bladeren.

Maar je kan ook stro, een dun laagje gemaaid gras, of cacaodoppen gebruiken.

Eén van de beste combinaties is blad en gras gemengd. Leg hiervan een dikke laag in de tuin in de herfst.

Gras bevat veel stikstof, en blad veel koolstof: samen vormen ze de ideale voeding voor bacteriën, schimmels en andere nuttige organismen in de grond.

Omdat het gras snel verteert en verdwijnt blijven er wat holtes en gangetjes tussen het blad. Zo zullen de bladeren niet gaan samenkoeken, ook niet als je een dikke laag legt.

Je krijgt zo een mooie mulchlaag die de hele winter door zijn werk kan doen.

In het groeiseizoen kan je ook in stukjes geknipt planten snoeisel of oogstresten op de grond leggen en laten vergaan.

Bepaalde planten lenen zich bijzonder goed voor mulchen: afgeknipte rabarberbladen bedekken grote stukken, engel- en smeerwortel groeien snel dus je kan er veel van gebruiken en smeerwortel voedt ook meteen de bodem met stikstof.

Je kan ook prima onkruid dat je uit de grond hebt getrokken neerleggen en laten vergaan.

Maar let op! Doe dit niet met onkruid dat al zaad heeft gevormd of met wortelonkruid zoals haagwinde, waarbij de wortels zich meteen zullen vermenigvuldigen.

Houtsnippers zijn heel geschikt als mulch voor paden, onder bessenstruiken en bij tuinbonen en aardbeien. Haagsnoeisel van beuken-, buxus-, liguster-, klimop-, lonicera of taxushagen werkt ook geschikt als mulch!

Hierbij nog vier praktische tips om goed te mulchen. Ze helpen je met name om te bepalen hoe dik je de mulchlaag aanlegt.

  • Wanneer je denkt dat er voldoende mulchmateriaal ligt, voeg dan nog wat extra toe. (De meeste mensen leggen een te dunne mulchlaag aan, wees dus niet bang om veel materiaal te gebruiken!)
  • Je mag na het mulchen de bodem niet meer zien.
  • Hoe grover het materiaal, hoe dikker de laag moet zijn.
  • Hoe groener je mulch, hoe sneller je opnieuw zal moeten aanvullen.

Deze tips krijg je van Frank Anrijs van Yggdrasil, een expert op het gebied van natuurlijk tuinieren. Ze komen uit zijn boek Zeven Stappen naar een Natuurlijke Moestuin.

Tip 4. Zaai groenbemesters in

Voor het oppeppen van uitgeputte grond is het inzaaien van groenbemesters een hele mooie oplossing.

Heb je bijvoorbeeld een moestuin waar je lang eenjarigen hebt verbouwd en de grond geen voedingsstoffen meer bevat, of een nieuwe tuin zonder bodemleven? Begin dan met een seizoen lang groenbemesters te laten groeien!

Deze planten geven je bodem een extra shot voeding door middel van hun wortels, en later ook wanneer ze afsterven.

Je kan ze laten staan en verleppen, of aan het eind van het seizoen maaien en als mulch op de grond laten liggen. Ze voegen organisch materiaal toe aan de bodem en verbeteren de bodemstructuur.

Vlinderbloemige groenbemesters, zoals klaver en wikke, zijn ook goede stikstofbinders: ze verrijken de grond met stikstof.

SoortGeschikt voor:
Boekweit (Fagopyrum esculentum)arme gronden
Fenegriek (Trigonella foenum graecum)zware en lichte waterdoorlatende grond
Inkarnaatklaver (Trifolium incarnatum)alle gronden
Lupine (Lupinus angustifolius)lichte, zure gronden
Luzerne of alfalfa (Medicago sativa)droge grond
Mosterd (Sinapsis alba)alle gronden
Phacelia (Phacelia tanacetifolia)alle gronden
Serradelle (Ornithopus sativus)zandgrond
Veldboon (Vicia faba)alle gronden
Wikke (Vicia sativa subsp. sativa en Vicia villosa)alle gronden
Winterrogge (Secale cereale)alle gronden
Een kleine eetbare tuin met vaste planten, Madelon Oostwoud – KNNV Uitgeverij

Een mengsel van verschillende soorten werkt het beste en staat ook meteen prachtig in je (moes)tuin.

Tip 5. Zorg voor water in de tuin

Want zonder water geen leven!

En dat geldt niet alleen voor mensen of voor planten, maar voor alle levende wezens. Dus ook voor insecten, wormen, en alle micro-organismen van het bodemvoedselweb.

Voor de gezondheid van je planten is het belangrijk dat ook de kleinste organismen in je tuin voldoende water krijgen. Zo kunnen deze organismen je planten voedingsstoffen, water, een gezond bodemmilieu en bescherming tegen plantenetende organismen bieden.

Zorg er dus voor dat je hemelwater opvangt en weer terug naar je tuin leidt.

In deze tijden waarin klimaatverandering voor grote extremen zorgt – periodes van droogte afgewisseld met periodes van hevige buien – wordt dit steeds belangrijker.

Je kan hemelwater opvangen in een regenton, een groot waterreservoir, of in een vijver of moeras waar je water vanuit je dak naar toe leidt.

Een open waterpartij zal allerlei soorten leven naar je tuin toe trekken. Zo ontstaat er een gevarieerd ecosysteem waar veel soorten zich in thuis voelen.

Creëer een veilige drinkplek voor de kleinsten, waar insecten kunnen zitten tijdens het drinken zodat ze niet verdrinken.

De beste opslagplaats voor hemelwater is natuurlijk de bodem.

Dus naast een regenton of een vijver is het net zo belangrijk – zo niet belangrijker – dat je ervoor zorgt dat de bodem in je tuin goed water vast kan houden.

Eigenlijk kan je goed bodembeheer en waterbeheer niet los van elkaar zien.

Tip twee (de grond bedekken met planten), tip drie (mulchen), tip vier (groenbemesters inzaaien) en tip zeven (compost toevoegen) helpen je allemaal om deze twee bij elkaar te brengen.

Organisch materiaal in en op je bodem helpt namelijk om extra vocht vast te houden. De grond wordt zo een soort spons: het zuigt water op en houdt het vast voor drogere tijden.

Verschillende onderzoeken hebben bewezen dat organische stof tientallen tot honderden keren meer water en voedingsstoffen kan vasthouden dan dezelfde hoeveelheid dode grond.

Ongeacht het type bodem zal “de capaciteit van de bodem om water op te slaan ongeveer verdubbelen wanneer het organische stof gehalte toeneemt van 1 tot 3%”, aldus de Journal of Soil and Water Conservation.

Ook interessant: een biologisch actieve bodem met voedingsstoffen die in balans zijn, zal meer water aantrekken in de vorm van dauw.

Planten worden er soms van beschuldigd dat ze te veel water verbruiken.

Maar planten zorgen juist voor water: waar bossen worden gekapt drogen rivieren op en neemt regen af.

Voor een gezonde watertoevoer ben je afhankelijk van planten, én van een gezonde bodem, met veel gezonde en blije bodemorganismen.

Water, bodem en leven zijn nauw met elkaar verbonden.

Extra water tip!

Wanneer je zelf water geeft, doe dat dan liever in één keer lang dan vaker kort.

Elke dag een beetje water geven motiveert wortels namelijk niet om steeds verder en dieper te gaan groeien, maar zorgt ervoor dat ze comfortabel in de buurt van de oppervlakte blijven.

Je wilt diep genoeg bewateren om wortels de diepte in te sturen. Diep wortelende planten zijn belangrijk voor een gezonde, duurzame tuin.

Tip 6. Creëer schuilplekjes

Creëer schuilplekken voor diertjes door oude takken of boomstammen in je tuin te leggen. Zo trek je meer bodemdieren aan. Een hoopje oude bakstenen, potscherven en/of dakpannen werkt ook goed.

Heb je de smaak te pakken? Bouw dan ook eens een insectenhotel voor in je tuin! Het ziet er leuk uit en insecten zullen er graag gebruik van maken.

Insectenhotels kan je natuurlijk ook kopen. Maar let op: helaas zijn deze niet allemaal meteen ook insectenvriendelijk.

Gaten zijn soms te klein, of juist te groot. Of ze zijn niet goed afgewerkt, waardoor de vleugels van insecten beschadigd kunnen raken.

En soms is het hout zelfs behandeld met insectendodende middelen.

Let dus goed op wanneer je er eentje koopt.

Ik heb er een van Natuurmonumenten op mijn balkon hangen en het hotelletje wordt goed bezocht.

Tip 7. Gebruik compost

Zoals we eerder al schreven: op welke grondsoort je ook tuiniert, compost is een geweldige oplossing voor veel bodemproblemen.

Compost wordt ook wel het zwarte goud genoemd, zo bijzonder is het. 🖤

Wanneer je je (moes)tuin af en toe voedt met een beetje (zelfgemaakte) compost zal je daarmee het bodemleven activeren en verbeteren.

Compost voegt voedingsstoffen, maar vooral organisch materiaal aan de grond toe. Dit wordt door de bodemorganismen in het bodemvoedselweb afgebroken totdat er humus ontstaat.

Humus heeft de belangrijke eigenschappen dat het goed water vast kan houden en voedingsstoffen kan binden.

Het zorgt er ook voor dat de gronddeeltjes aan elkaar plakken en dat er een kruimelige grondstructuur ontstaat. In losse, kruimelige grond kan overtollig water weglopen en kunnen planten goed wortelen.

Compost is dus een mooie manier om meer humus aan je grond toe te voegen.

Het maken van compost

Eén van de eerste dingen die ik in onze nieuwe tuin wilde maken was een composthoop. Ik moest wel eerst mijn vriend overtuigen.

Ik had een schaduwrijke hoek aan de zijkant van het huis uitgekozen, maar deze was zichtbaar vanuit een van de ramen in onze woonkamer. Mijn vriend vond dat daar ook wel iets mooiers kon staan.

Maar ik vond een composthoop onmisbaar in een tuin en het idee van zelfgemaakte compost maakte me alleen maar blij. Ik vond het helemaal niet erg om (ook) op een composthoop uit te kijken vanaf de bank.

Hij stemde er uiteindelijk toch mee in en we maakten van een paar oude vlonderplanken twee composthopen naast elkaar.

Zicht op onze composthoop. Dit jaar voor het eerst ingezaaid met Oost-Indische kers, binnenkort dus helemaal overgroeid met oranje bloemen. 🙂

Toen we na een half jaar prachtige compost zagen ontstaan uit ons eigen keuken- en tuinafval, waren we allebei onder de indruk.

Het geeft zo veel voldoening om zeker te weten dat een deel van ons afval echt gerecycled wordt.

En het idee dat we daarmee onze planten voeden, en zij op hun beurt ons weer, ook.

Een echte kringloop, waar wij een schakel in zijn.

Misschien heb jij, net als mijn vriend in het begin, ook wel twijfels over een composthoop in je tuin.

Is dat niet lelijk? Zou het niet stinken? Zonde van de ruimte, toch? Komen daar niet vervelende dieren op af?

Het antwoord op al deze vragen is (wanneer je onderstaande tips opvolgt): ‘Nee’.

Het zelf maken van compost is niet moeilijk. Er zijn talloze beschrijvingen in boeken en op internet te vinden.

Laat je niet afschrikken door een teveel aan aanwijzingen of waarschuwingen. Iedereen kan compost maken.

Heel simpel gezegd gaat het zo: je gooit organisch materiaal (bijvoorbeeld plantenresten uit je tuin, of groenteresten uit de keuken) op een hoop, en laat het verteren. Je hoeft helemaal niks te doen, dit gebeurt gewoon vanzelf.

Wel goed om te weten: niet alles kan op de compost.

Hierbij een lijst om je te helpen. Print het uit en hang het op in je keuken, binnen een paar weken weet je het uit je hoofd!

Wél op de compost

  • groenteresten (ongekookt)
  • koffiedik
  • eierschalen
  • plantenresten uit de tuin
  • bladafval
  • grasmaaisel (niet de dik, liefst gemengd met andere lagen)
  • onkruid (maar pas op!*)
  • houtas
  • pinda en notendoppen
  • stro
  • fijngemaakt hout en takken
  • eventueel onbedrukt papier of karton, zoals wc rolletjes of eierdozen, in stukjes gescheurd

Niet op de compost

  • gekookt of bewerkt voedsel (trekt ongedierte aan)
  • koffiepads en theezakjes (zitten plastics in)
  • vlees en vis
  • olie of vet
  • brood
  • kaas en zuivel
  • kattenbakkorrels
  • houtskool
  • stofzuigerzak en inhoud
  • grote stukken hout, of houterige plantenresten
  • papier met inkt
  • peuken, sigarettenas

*gooi onkruid het liefst alleen bij de compost als het nog geen zaad heeft gevormd, en niet de lastige wortelonkruiden zoals haagwinde of zevenblad, anders verspreidt je deze later weer door je tuin!

Eén ding is belangrijk om voor op te letten tijdens het composteren. Zorg voor een balans tussen ‘groen’ en ‘bruin’ materiaal.

Groen materiaal is vochtiger, slapper en fijner, en stikstofrijk: bijvoorbeeld gras, of tuin- en keukenafval.

Bruin materiaal is droger, steviger en groffer, en koolstofrijk: bijvoorbeeld zaagsel, snoeihout, stro en bladeren.

Zorg dat je een mix hebt van deze twee soorten en je zit goed!

Tip 8. Bouw een wormenhotel

Een wormenhotel is een oplossing voor als je geen ruimte hebt voor een composthoop. Je kan hem namelijk op je balkon zetten, of zelfs binnen in je huis, in je keuken.

Een wormenhotel produceert prachtige kwaliteit compost, en ook wormenthee die je kan gebruiken voor het voeden van je planten.

Hou hierbij wel de verhouding 1:10 wormenthee met water aan. De wormenthee is namelijk zeer sterk en onverdund kan het je planten beschadigen.

Het maken van een wormenhotel is vrij simpel. Deze video helpt je verder.

Bij mij is het met de tweede poging goed gegaan: ik heb dit jaar voor het eerst de planten op mijn balkon wormenmest uit ons eigen hotel kunnen geven. 🙂

Tip 9. Laat de grond met rust!

Het allerbeste voor het bodemvoedselweb en voor de grond in het algemeen is heel simpel: laat het gewoon met rust.

Niet spitten dus, zoals we hierboven al schreven, en liever ook niet schoffelen.

Tip 10. Maak je tuin niet winterklaar

Belangrijk: ruim je tuin niet op voor de winter.

Laat uitgebloeide stengels staan, herfstblaadjes liggen en maai je gazon niet te kort.

De planten, blaadjes en het gras bieden een schuilplek voor allerlei dieren, van insecten tot egels.

Uitgebloeide stengels vormen vaak mooie silhouetten in de tuin. Je kan ze in het voorjaar afknippen, wanneer de insecten uitgevlogen zijn.

Herfstblaadjes zullen de bodem ook beschermen tegen kou in de winter.

Ze trekken ook wormen en allerlei ander bodemleven aan, die de blaadjes de grond intrekken en afbreken. Dit zorgt meteen voor de beste voeding voor je bodem tijdens de winter.

Bonustip: kies je potgrond zorgvuldig!

Tot slot nog een klein uitstapje naar potgrond, voor als je in potten en bakken tuiniert.

Voor potgrond is het net zo belangrijk dat je natuurvriendelijke keuzes maakt als voor tuingrond.

Helaas zit in bijna alle potgrond veen, omdat de sponsachtige structuur van veen perfect is voor tuinieren in bakken: het houdt heel goed water vast.

Dat er zo veel veen (in gedroogde vorm: turf) wordt gebruikt in de tuinbouw is problematisch, want voor het winnen van veen worden de meest prachtige natuurgebieden verwoest.

Inmiddels niet meer in Nederland, want hier worden – na jarenlange afgraving – deze natuurgebieden beschermd. Maar wel ten noorden van ons, in de Baltische staten of in Ierland bijvoorbeeld.

Naast het verwoesten van deze door de eeuwen heen gevormde natuurgebieden is het winnen van veen ook bijzonder schadelijk voor het milieu. Bij het opgraven van veen komt namelijk heel veel opgeslagen CO2 vrij.

De Keuringsdienst van waarde maakte hier jaren geleden al een alarmerende uitzending over, en Monty Don, bekend van BBC’s Gardeners’ World noemde het (ver)kopen of gebruiken van veen een daad van eco-vandalisme.

Wat kan je dan wel gebruiken, als je in potten wilt tuinieren?

Verschillende kwekers en producenten zijn al een tijdje aan het experimenten met het ontwikkelen van verantwoorde potgrond, maar alternatieven vinden is nog niet zo makkelijk.

Bio-Kultura is één van die partijen die bezig zijn met het zoeken naar een goed alternatief.

Hun potgrond bevat nu nog een klein deel veenmos. Dit is het bovenste laagje van veen: een stuk beter dan laagveen, omdat dit nog terug kan groeien.

Ze hopen eind dit jaar een product te kunnen introduceren waar helemaal geen veen meer in zit, maar dat nog wél de goede eigenschappen van veen bezit.

Tegenwoordig zie je in tuincentra ook wel een enkele zak potgrond zonder turf liggen, dat lijkt een goede ontwikkeling.

Wat de kwaliteit van deze potgrond is, is weer een andere vraag.

Als je een zak ziet met het keurmerk RPP, Responsibly Produced Peat, weet je dat er aandacht is besteedt aan waar de turf gewonnen is.

In principe wordt deze veen uit gebieden gehaald die al weinig ecologische waarde hadden, omdat ze als landbouwgebied in gebruik waren genomen. Hier zijn dus geen kostbare natuurgebieden voor verwoest.

RPP-gecertificeerde fabrikanten zullen na het winnen van veen de gebieden ook weer herstellen door ze te vernatten, is de afspraak.

Een stuk beter al dan een gewone zak.

Zelf potgrond maken

Maar wellicht is de beste oplossing voor een hobby tuinier toch om zelf potgrond te maken.

Je kan kiezen tussen ingewikkeld, en simpel.

Phil Nauta, de auteur van Bodem in balans (één van die boeken die ik onlangs ontdekte en enthousiast over werd) maakt zijn potgrond van:

  • gezonde tuingrond
  • compost
  • en (grof)zand (metselzand)

in bijna gelijke delen, met iets minder zand dan de andere twee ingrediënten.

Phil voegt nog mycorrhizae schimmels toe (deze zijn tegenwoordig gewoon te koop) en eventueel nog wat bladaarde (gecomposteerd blad).

’t Coolhof heeft ook hun recept voor potgrond met ons gedeeld.

Zij gebruiken:

  • bladaarde
  • compost
  • zand
  • en een beetje Organic Plant Feed, een reststroom uit de teelt van suikerbieten. 

En Vera Greutink van Tuin Smakelijk! geeft dit alternatief, zodat je minder potgrond met turf hoeft te gebruiken per pot:

  • 40% commerciële potgrond
  • 30% cocopeat
  • 20% compost, wormenmest of stalmest
  • 10% metselzand
  • 1-2% bentoniet.

Ik zou zeggen: hou het vooral simpel.

Mix een beetje zand met gelijke delen zelfgemaakte compost (want die ga je na het lezen van dit artikel natuurlijk meteen maken 😉) en tuinaarde.

Tuinaarde, waar haal je die vandaan dan?

Hier dan een voordeel van die mollen: ze brengen mooie tuinaarde voor je omhoog.

En wanneer je geen tuin hebt?

Caspar van Het Bijenbalkon schepte gewoon de molshopen uit de nabijgelegen parken in een plastic tas en bracht deze naar zijn balkon. Niemand die er last van had.

Potgrond maken van molshopen hielp mij in ieder geval om vrede te sluiten met de mollen in mijn tuin.

En de compost in de potten bracht ook meteen verrassende zaadjes naar mijn balkon.

Zo helpen we elkaar

De wonderlijke wereld van de bodem helpt mij om te genieten van mooie en gezonde planten in mijn tuin en op mijn balkon.

En ik…

Ik help de bodem vooral door hem met rust te laten, en zo respectvol mogelijk met hem en zijn vele bijzondere bewoners om te gaan.

tekening door mijn vriendin Alexandra Maignan

Bronnen: Bio-Kultura, Bodem in balans, Bodemdierendagen, Het Bodemvoedselweb, De bodem leeft, De onderwereld van de tuin, Een kleine eetbare tuin met vaste planten, Geschiedenis van kunstmest, Het Bijenbalkon, Marc Siepman, Tuin Smakelijk!, Yggdrasil, Zeven stappen naar een Natuurlijke Moestuin.

Foto’s: Marcelle van Houtum, Sasa Rácz.

4 gedachten over “De bodem als basis. Deel 3: <em>Zorg voor de bodem</em>”

  1. Wow: wat een volledig en helder verhaal over de bodem!

    Wij zouden graag een link opnemen op onze website naar dit artikel.
    Wij kunnen het zelf namelijk niet beter of mooier opschrijven, dan hier staat.
    Is het mogelijk dat we dit artikel als pdf krijgen?
    Zodat we het kunnen opnemen op onze site en zeker weten dat de link goed blijft werken? Uiteraard doen we het met bronvermelding. (We hebben op onze site ook al een verwijzing staan naar biotuinwijzer.nl.)

    We zijn super blij met biotuinwijzer.nl en merken dat er mensen speciaal naar ons toe komen nadat ze jullie site hebben bezocht. Fijn!!!

    Marja
    http://www.stadskwekerijdekas.nl

    Beantwoorden
    • Dank je wel Marja voor je complimenten, heel leuk om te horen! 🙂 Ik zal een pdfje voor jullie maken, maar dat kost nog wat extra werk dus duurt misschien nog even. Tot die tijd zou ik de link gebruiken. Ik hou je op de hoogte! Veel succes met jullie mooie kwekerij, ik hoop dat ik een keer langs kan komen! Groetjes, Sasa

      Beantwoorden
  2. Dank voor dit stuk. Ik ben van plan een volkstuin te beginnen (naast onze siertuin thuis) en vond hier veel goede en interessante tips.

    Beantwoorden

Plaats een reactie